Ook ‘watervalsyndroom’. Fenomeen waarbij leerlingen in het secundair onderwijs eerst kiezen voor de moeilijkste onderwijsvorm of studierichting en na (herhaald) falen gradueel ‘afdalen’ naar een makkelijker onderwijsvorm.
Zo kiezen in het secundair onderwijs veel leerlingen voor het algemeen secundair onderwijs (aso), ook als dat duidelijk boven hun mogelijkheden ligt. Als dat te zwaar blijkt, schakelen ze over naar het technisch secundair onderwijs (tso). Eventueel komen ze nog later in het beroepssecundair onderwijs (bso) terecht. De systematische overstap van een hoger naar een lager onderwijstype vindt zijn oorzaak in een foutieve perceptie van onderwijskwaliteit, van de maatschappelijke status van onderwijsvormen en van de mogelijkheden die de verschillende onderwijsvormen bieden.
Het watervalsyndroom is vooral nefast voor de motivatie van scholieren en wordt momenteel bestreden door een betere studiekeuzebegeleiding en een opwaardering van tso en bso. Ook in het hoger onderwijs is sprake van het syndroom: studenten proberen eerst de universiteit en schakelen na mislukken over naar de hogeschool voor een minder lange of minder zware studie.
Het watervaleffect wordt in Nederland ‘afstroom‘ genoemd.